Wie mijn bijdrage van een week geleden in de krant gelezen gelezen heeft, zal zich afgevraagd hebben of ik malende ben. Uiteraard sluit ik niet uit dat die vraag regelmatiger gesteld wordt dan ik denk, maar het antwoord op die van vorige week is (volgens mij) ontkennend.
De oorzaak van de wartaal in enkele alinea’s was een automatische spellingcontrole die van volslagen idiote algoritmes gebruik maakt.
Hand in eigen boezem: nadat die spellchecker er een rommeltje van gemaakt had, heeft ondergetekende finaal over het verminkte resultaat van dat stukje digitaal automatisme gelezen.
Van de abonnees, die Interface via de mailing-list ontvangen, hebben enkelen schaterend van het lachen op de reply-button geduwd, en dat is hun gegund. Hoe dan ook, in de originele versie – zoals altijd geproduceerd in het onvolprezen TextPad – werden enkele peer-to-peer netwerken opgesomd: ‘Kazaa, Grokster, Bearshare en Blubster’. Ons redactioneel tekstverwerkingssysteem, met de net zo welluidende als pretentieuze naam Hermes, bakte daar het volgende van: ‘Kazoo, Gerekter, Boersere, Blubbert’. Nu zal dat kwartet woorden veel niet-internetters zowel in de originele als in de verkrachte versie als Swahili in de oren klinken, dus dat zij Hermes vergeven. Dat-ie van ‘schijfruimte op mijn webserver’ vrolijk ‘schijfremmen op mijn observeer’ maakte, is niet goed te praten.
Bovenstaand alinea is er overigens eentje die de goden verzoekt, want straks wordt-ie opnieuw door de spellingcontrole gehaald, zodat ik tot zaterdagmorgen, als de krant op de mat ligt, op ongeverfd hout moet kloppen.
Niet alleen de hilarische reacties deden me goed, ook die van de lezers die me een invitatie toestuurden om een account op Gmail op te zetten, de webmail van Google. De voorlaatste keer dat ik daar iets over geschreven heb, was op een april, toen ik concludeerde dat het een mop moest zijn.
Dat verkeerde inzicht kwam ook door de manier waarop Google zelf een paar grappen in persberichten en aankondigingen had opgenomen. Zo lieten ze vanuit Mountain View (jawel, met uitzicht op Silicon Valley) weten dat Gmail ontwikkeld was door een eigen programmeur, die, zoals iedere werknemer van Google, een dag per week mag besteden aan het ontwikkelen van een eigen project. De programmeur van Gmail, zou wel ‘miljoenen M&M’s’ nodig gehad hebben om de revolutionaire e-maildienst te voltooien. Naast dat geintje over de chocolaatjes werd elders op gmail.google.com uitgelegd dat de mail-applicatie in tientallen talen beschikbaar gesteld zou worden, waaronder Klingon.
‘Waar of niet waar’, vroeg ik me af, waarna vanaf 2 april duidelijk was dat het niks met een dag eerder, Fool’s Day, te maken had. Of ook weer wel natuurlijk, want omdat heel Amerika – en in het kielzog daarvan de rest van het web – zich hetzelfde afvroeg, behaalde Google de maximale dosis publiciteit.
Overigens: eind april was de tweede keer dat ik via e-mail een vraag aan Google stelde. De eerste keer, maart 2003, was het een openbaring voor me dat ik dan nog antwoord kreeg ook. Van een mens en niet van een robot. Dat ging toen om een probleempje met de cache van Google, die een prive-document van mij bleef ophoesten. Dat was in een verloren moment per ongeluk op mijn webserver terecht gekomen, waarna ik het verwijderd had, maar het bleef via de cache van Google voor de hele wereld in beeld te klikken. Dat nou beviel me niet zo, dus maar eens een maitje naar Mountain View gestuurd. Per omegaande arriveerde een keurig antwoord, ondertekend door The Google Team, waarin mij werd medegedeeld dat mijn probleem binnen een week opgelost zou zijn. Na de eerstvolgende Google Dance, als de tienduizenden Linux machines het world wide web opnieuw geindexeerd zouden hebben. Aldus geschiedde inderdaad.
Eind maart stuurde ik geen vraag, maar een felicitatie, zoiets van ‘Good Joke!’, over Gmail, waar iedere gebruiker een adembenemde gigabyte aan opslag ter beschikking gesteld zou worden. Toen volgde binnen enkele minuten het antwoord, zij het nu wel automatisch gegenereerd. ‘Bedankt voor de feedback, we houden u de komende maanden van de voortgang op de hoogte.’
Dat hebben ze ook netjes gedaan, maar vanwege allerlei drukke werkzaamheden, op de krant, thuis, heb ik er tot vorige week geen aandacht meer aan besteed. Totdat Bob Cringely in een van zijn columns tussen neus en lippen iets intrigerends over Gmail schreef. Dat van die gigabyte (1024 megabyte!) aan gratis opslag is op zich al razend interessant, ook al kun je er alleen maar back-ups of wat dan ook erheen mailen. Wat het nog leuker maakt, is dat een slimme hacker een script geschreven heeft waardoor die mega-inbox als een soort harde schijf gebruikt kan worden. Niet te vroeg juichen, want voorlopig alleen voor Linux-nerds: die kunnen hem ‘mounten’ vanaf hun desktop.
Maar zoals het meestal met dit soort dingen gaat, vandaag of morgen komt er een slimmerik die mogelijk maakt dat je dat vette stuk schijf, dat door Google beschikbaar gesteld is, ook rechtstreeks vanaf een Windowsmachine kan beklimmen, dus hou het in de gaten.
Intussen de hartelijke dank van de internetredactie aan de lezers die ons inviteerden voor een Gmail-account. We hebben er allemaal eentje aangeslingerd en ze werken als een tierelier. Prachtig dat je niks aan mail meer op je eigen machine hoeft op te slaan, nog mooier dat je je eigen mail kan doorzoeken met Google.
Ouder en verstandiger: vanwege de spam publiceer ik mijn nieuwe Gmail adres nergens, maar wie op de website reageert, weet zeker dat alles wat daar achtergelaten wordt, direct naar een server van Google verhuist. Prachtige service! Dat gezegd hebbende: er is nogal wat kritiek op Gmail. Daarover meer volgende week.