Een nieuwsbrief die iedereen in mijn vak moet lezen, die derhalve ook voor u, klant en bezoeker, aanbevelenswaardig is, is die van de International Newspaper Marketing Association (INMA). Passend in het behoudende uitgeverswereldje is het een achterhaald ding, want elektronische nieuwsbrieven zijn ouderwets. Het zal hopelijk niet al te lang duren of ook de INMA zal er een blogsite van bouwen, met automatische updates, RSS-feeds en notifications in een bijdetijdse vorm.
Dat zal goed komen, en intussen levert de wereldwijde organisatie van kranten marketeers qua content wel kwaliteit via de ouderwetse manier van nieuws distribueren: de html nieuwsbrief. Ja, stil maar, ik weet dat de website van deze krant dat sinds kort ook dagelijks doet, maar dat komt omdat we deel uitmaken van een uitgeverij – en een moedermaatschappij – die naadloos past in het door Theo Huibers van KPMG geschetste beeld in zijn begin deze maand gepubliceerde rapport De uitgever aan het woord.
We willen veel, we doen er ook alles aan om van alles aan te trappen, maar tegelijkertijd moeten we dagelijks vaststellen dat uitgeverijen en redacties langzame mammoettankers zijn, met een bemanning die het liefst sextant en kompas hanteert, en van navigatiesatellieten en GPS nog maar weinig weten wil.
Het goede nieuws is dat die mammoettanker niet stil ligt. Zoals Huibers constateert in zijn onderzoek, dat hij zelf als chapeau The walk doesn’t match the talk heeft meegegeven: “Hoewel het onderzoek anders suggereert, is het niet zo dat de uitgeefwereld stilstaat. De uitgeefmarkt wordt over de volle breedte steeds professioneler en volwassener. De bedrijven innoveren echter liever stap voor stap in plaats van de keuze voor een lange termijn-strategie. Dit betekent echter dat zij nieuwe intreders en grote veranderingen laat, en soms zelfs te laat, opmerken. Het vizier is vooral gericht op de korte termijn, de komende twee jaar, waardoor ze alleen maar kunnen gissen naar wat er daarna gebeurt. Dit brengt de nodige onzekerheid met zich mee.”
Wat dat betreft verkeren we in goed gezelschap. De grootste Amerikaanse uitgeverijen, die qua nieuwe media van wanten weten, trappen het ene na het andere project aan, om het soms binnen afzienbare tijd weer de nek om te draaien.
Een mooi voorbeeld prijkt in de laatste INMA nieuwsbrief. In Amerika worden columnisten, schrijvers en (adjunct)hoofdredacteuren door kranten bij elkaar weggekocht (wie op me bieden wil gaat vooral zijn gang op eBay), en zo verwisselde Michael Newman op 9 mei de New York Times voor de Los Angeles Times. Gearriveerd aan de westkust ging hij voortvarend aan de slag. Vijf weken na zijn aantreden, op vrijdag 17 juni, pakte zijn nieuwe werkgever uit met een wiki over de oorlog in Irak. Een wiki (What I Know Is) is een open directory systeem, een digitale openbare encyclopedische website, waar wie zin heeft iets toe kan voegen of veranderen. Anarchistischer dan blog of forum, waar eindredacteur, moderator, webmaster of infrastructuurbeheerder, de boel in de gaten houdt, en waar nodig wissels omgooit, of seinen op rood zet.
Het is me een raadsel waarom Newman voor een wiki ging, inplaats van een blogsysteem met intelligente toeters en bellen. Waarmee postings van grappenmakers, trolls en spammers geredigeerd, verwijderd, of afgeweerd kunnen worden. Je kon wachten op wat ging gebeuren, bij zo’n grote krant, met zo’n heikel onderwerp. Het werd een mooi record: op vrijdagmiddag ging de wiki live, zondag werd de stekker eruit getrokken.
De krant had het hoofdredactioneel commentaar over Irak op de wiki geplaatst, en de bezoekers uitgenodigd om het te herschrijven. Het merendeel deed dat naar eer en geweten, zodat er een interessante intellectuele discussie ontstond. Maar, zoals het beeld bij u in de straat bepaald wordt door de ene graffitivandaal en niet door de duizenden die uw gevel of muur gewoon gepasseerd zijn, werd de wiki besmeurd door digitale vandalen. Het begon met een troll die, net zo vaak als hij op een toets kon timmeren, de mededeling F… America overal op de wiki bleef plaatsen. Daarna kwamen de scheldpartijen, en toen op zondagmorgen een andere grapjas pornografische afbeeldingen begon te posten, was de maat vol.
Op maandagmorgen legde de hoofdredactie in de krant aan de lezers uit wat er allemaal fout gegaan was. Er komt op termijn een digitaal vervolg, maar men beraadt zich nog even over de vorm waarin een en ander gestoken zal gaan worden. “Met een systeem dat aan onze kwaliteitseisen voldoet, en waarin we geen risico op vandalisme lopen”, was het officiële standpunt.
Dat soort forum- en blogsystemen bestaat, met allerlei manieren van beveiliging en controle, dus het hele verhaal werpt bij mij twee vragen op: waarom is die Newman zo gek geweest om een wiki voor de Los Angeles Times te willen gebruiken? Waarom is zijn nieuwe werkgever zo gek geweest om daarin mee te gaan?
Onze eigen mammoettanker drijft intussen rustig verder. Voor allen die me de afgelopen weken ervan hebben proberen te overtuigen dat het met papieren kranten eigenlijk best goed gaat en dat het wel los zal lopen met dat internet, de laatste cijfers van de European Interactive Advertising Association (EIAA): jongeren kijken minder tv en luisteren minder naar de radio. Reden: internet. Bijna de helft – 46% – van de 15-24 jarigen kijkt minder televisie, 22% luistert minder naar de radio vanwege internet.
Dertig procent leest minder boeken en kranten vanwege de mogelijkheid om alles online te vinden. Onze jeugd spendeert een kwart van de mediatijd online, tegen een Europees gemiddelde van 20%. Televisie en radio zijn (nog) wel populairder met respectievelijk 31% en 27%.
Wakker worden, in de machinekamer en de stuurhut!