Teletekst is een ouderwets gereedschap dat dezer digitale tijden kaarsrecht overeind blijft. Let maar eens op, als er ergens in Nederland door het journaille aan navelstaren gedaan wordt. Als iemand in een redactiezaal – krant dan wel televisierubriek – door een collega geïnterviewd wordt, hangt er vaak een monitor aan de muur die op pagina 101 van Teletekst staat.
Je zou Teletekst als de moeder van alle RSS readers kunnen beschouwen. De applicatie brengt het belangrijkste nieuws in beeld, via kopregels, het laatste nieuws komt bovenaan te staan en de feed ververst zich zelf. Daarom begrijp ik niet waarom ze hun spullen zo (nog) niet aanbieden; ze hoeven er niets extra’s voor te doen en ik wed dat-ie binnen de kortste keren de populairste RSS feed van Nederland is.
Ook op de internetredactie, waar alle nieuws uiteraard zo goed mogelijk op de voet gevolgd wordt, is Teletekst een van de belangrijkste nieuwsleveranciers. Teletekst is vrijwel net zo snel als de redactionele kanalen, zoals bijvoorbeeld ANP, GPD, Reuters, AP en EPA. Soms zijn ze een paar minuten sneller, soms iets trager. Soms doen ze het te snel en wordt een bericht binnen enkele minuten van een andere kop en/of tekst voorzien. Ze nemen dus misschien iets meer risico dan andere persbureaus, die een extra check doen voor het nieuws de deur uitgaat. Met verschil van systemen kan het weinig meer te maken hebben in deze tijd, waarin iets gepubliceerd is op het moment dat het naar een webserver gestuurd is.
Hoe dan ook, het toeval wilde dat ik gisteren aan deze column begon toen mijn oog op Teletekst viel en het bovenste regeltje repte over ontploffingen in Londen. Teletekst wordt altijd meteen voor bewezen diensten bedankt op het moment dat het echt iets te melden heeft. Gans het land schakelt op die momenten met de afstandsbediening in de ene hand naar de eerste de beste nieuwszender op de (digitale) televisiezender en surft met de muis in de andere hand naar de favoriete nieuwssite.
Dat zijn de momenten waarop analoog digitaal verslaat. Al luistert de complete wereldbevolking op hetzelfde moment naar de radio, al zouden er tien miljard mensen op hetzelfde moment naar dezelfde televisiezender kijken, het zou niks uitmaken. Hoe anders op het web, waar een server maar een maximaal aantal verzoeken per seconde af kan werken, of waar het, als de machine vet genoeg is, de vraag is of de pijplijnen dik genoeg zijn.
Er zal ooit een moment komen dat we het allemaal via glasvezel doen of via draadloos internet met protocollen waar we nu alleen maar van kunnen dromen, maar het is pas 2005 en onze digitale wereld is nog niet volmaakt. Bijna vier jaar geleden, bij de terreuraanslagen in New York, bezweken nogal wat websites, waaronder in Nederland bijvoorbeeld nu.nl en startpagina.nl, onder de massale belangstelling.
Ook donderdagmorgen gaven die enkele keren niet thuis, net als de website van de Telegraaf en van de BBC. Al is het, zoals altijd op internet, vrij lastig om te duiden wat er nou werkelijk aan de hand is. Voor wie, net als wij, in een bedrijfsnetwerk achter een firewall zijn werk doet, zijn de mogelijkheden waar het fout kan gaan legio; misschien is het eigen netwerk overbelast, misschien is de verbinding van de host verstopt, wellicht kan een datacenter op een knooppunt van internet het verkeer niet aan, en ga zo maar door.
Aan het eind van alle mogelijkheden staat een webserver roodgloeiend overuren te draaien en het probleem is volmaakt. Wie die site wil bezoeken krijgt een time-out, maar waar die door veroorzaakt wordt, weet niemand. Alle gelegenheid tot smoezen en terwijl de ene partij de andere de schuld geeft, zoekt u, de klant, het maar uit.
Al zijn er websites die er heel eerlijk in zijn. Zo kon de webserver van Reuters, een van de grootste persbureaus ter wereld, donderdagmiddag de druk niet aan, maar daar verscheen tenminste netjes een boodschap van in beeld dat-ie het niet bij kon houden: ‘Too Busy.’
Zo snel als het nieuws op internet verspreid wordt, zo langzaam wordt er soms gereageerd door advertentieafdelingen. Ik heb ze donderdagmiddag zo gauw niet kunnen vinden, maar ongetwijfeld zullen er de komende dagen screenshots opduiken van gerenommeerde websites, waar vrolijk gebannerd wordt voor een driedaagse vakantie naar Londen onder een foto van een uiteengereten bus.
Ook opvallend zijn op dit soort momenten de ‘Sponsored Links’ die in Google opduiken, als je ‘London’ aan de zoekmachine voert. Bovenaan de lijst met eigenlijke zoekresultaten komen drie linkjes te staan naar drie nieuwssites die het meest recent iets aan Londen gedaan hebben en natuurlijk gaat het daar over dood en verderf.
Hetgeen de robots van Google niet verhindert om in de rechterkolom een rits betaald advertenties op te hoesten van reisbureaus die u zo snel en voordelig mogelijk naar de Britse hoofdstad willen brengen. ‘Weekendje Londen met de Londen Express’, ‘Shoppen in Londen’, ga zo maar door. Ik snap het probleem, maar het blijft een beetje raar.
Ach, hetzelfde fenomeen doet zich ook wel eens voor op papier. Als de aanslagen vandaag hadden plaatsgevonden, had de krant van morgen er natuurlijk mee geopend en dan had daar – want zaterdag – best een advertentie van hetzelfde reisbureau op de voorpagina kunnen staan. Dat zijn dan menselijke fouten, want de eindredacteur let op tekst en kijkt over de advertenties heen en de advertentievertegenwoodiger is allang vergeten dat hij die advertentie een week eerder verkocht heeft.
Bij Google, waar ze alleen de slimste programmeurs ter wereld in dienst nemen, en over de beste apparatuur beschikken, zouden ze daar misschien toch eens iets op moeten verzinnen.