Stakers vechten met politie in de straten van Minneapolis, juni 1934. Foto: Wikimedia Commons
Een econoom is aan mij niet verloren gegaan; aan cijfers en formulieren heb ik een hekel.
Routine is wat in een enveloppe arriveert in een schoenendoos mikken, als die uitpuilt een middag gaatjes knippen en op volgorde in een Mickey Mouse-map stoppen. Bij de Belastingdienst zit ik automatisch ‘in het uitstel’. Rond deze tijd bezorg ik mijn map bij de fiscalist, die al jaren naar mijn volle tevredenheid het boeltje verder afwerkt.
Geen rekenmeester, maar na het onbezorgde studentenleventje heb ik niet meer in het rood gestaan. Nog steeds zorgeloos, heb ik gemakkelijk praten, realiseer ik me, als politieagenten, brandweerlieden, buschauffeurs en de engelen in de zorg aan de alarmbel rammelen, en de salarissen en schalen in de krant komen.
Vindt U het gek dat ze af en toe staken?
Ik niet, en ik heb ook mijn buik vol van het geklaag over stakende buschauffeurs. We leven godzijdank in een land waar dat stakingsrecht in het verleden is afgedwongen door armoedzaaiers die het nog veel slechter hadden. We leven in een land waar ze het leger niet inzetten als stakingsbreker. We leven in een land waar we respect moeten hebben voor mensen die de touwtjes niet aan elkaar kunnen knopen en daarom naar het enige middel grijpen wat hen nog rest.
Toen ik woensdagochtend in alle vroegte een onnozele ziel bij een bushalte oppikte, had ik daar na honderd meter spijt van.
Meneer was er in geslaagd om het nieuws van de staking te missen, maar had er wel een oplossing voor: met de lange lat erover. De verleiding was groot om hem uit de auto te schoppen, maar ik heb hem toch maar netjes bij het station afgezet.