Ik ben een van die fietsende idioten die in te strakke, felgekleurde tricots, de door niemand te winnen strijd tegen ouderdom en aftakeling krampachtig naar de verlenging proberen te knokken.
Vrijwel altijd in het vlakke laagland, maar één keer per jaar moet er een puist beklommen worden. Gisteren de eerbiedwaardige madam d’Huez, waar ik nog een appeltje mee te schillen had.
Vorig jaar zat ze me dusdanig dwars dat ik er maar net in slaagde om al kafferend en tierend op mezelf de bezemwagen voor te blijven.
Daarmee was mijn hele klimseizoen verpest, maar gisteren heb ik wraak kunnen nemen en ben ik prinsheerlijk haar flanken op gepeddeld. Verder zal ik u niet lastig vallen met (tussen)tijden en bochten, zodat alleen de filosofische vraag resteert waar we het eigenlijk voor doen.
Om eerlijk te zijn: behalve voor lol en voldoening zou ik geen goede reden kunnen verzinnen.
Niet voor mijn ego, want ondanks dat het zo lekker ging, heb ik iemand van 100 kilo, meerderen veel ouder dan mezelf, een herstelde hartpatiënt met zes bypasses, een blinde op een tandem, een heel elftal dames en minstens drie half gehandicapten met aan een kant een half been of een klompvoet, voor moeten laten gaan.
Niet goed voor het ego dus, en ik geloof ook niet dat ik er ooit een dag ouder van geworden zal blijken te zijn. Maar ja, hoe meet je dat? De kwaliteit van het leven? Ook maar betrekkelijk, een verstandiger iemand zit met een goed boek, en sigaar en een glas wijn in de tuin. Laten we het maar op de gezelligheid houden. Op naar een Duveltje of drie, want die zijn vandaag verdiend.