Henk Terlingen (links) en Rudolf Spoor in 1969. Foto Wikimedia Commons
Ik ben zó oud, dat ik 1984 in angst en vrees gelezen heb. Geïnspireerd door een charismatische geschiedenisleraar van de verkeerde kant: altijd meer met toekomst dan met verleden bezig. De jaren tachtig waren toen nog heel ver weg
Het woord computer debuteerde dankzij (Apollo) Henk(ie) Terlingen tijdens het verslag van de landing op de maan, juni 1969. Nu ligt 1984 drie keer zo ver achter me als toen voor me, de vraag is of George Orwell gelijk had. In ’84 nog niet, de webcam moest nog uitgevonden worden.
Inmiddels is de door Orwell voorspelde Big Brother springlevend. Ik weet dat ik overal gevolgd word. Is het niet door mijn digitale Judas, het mobieltje dat constant aan het verraden is waar ik ben, dan wel door mijn e-mailtjes, ip-nummers, via parkeer-, pin- en chipautomaten, creditcard-slips, DNA in haren, snot en tenenkaas, en camera’s.
Camera’s boven de weg, op straat, in de winkel, in de aula van de schouwburg, op mijn werk. Ach, wie goed doet, heeft niets te vrezen. Bovendien: die dingen vormen een aan twee kanten snijdend mes. Zo werden binnen enkele weken diverse wetsdienaars die over de schreef gingen door beelden van hun eigen security cams betrapt. Dankzij al het gedigitaliseer weet niemand waarheen een video of foto verspreid is op het moment dat-ie (op)genomen is.
Nou nog een webcam in het torentje, waar Balkenende en kompanen over ons hoofd, achter onze rug, van alles zitten te verzinnen. Dan staan we helemaal quitte en is Big Brother geen vloek meer maar een zegen