Ik heb mijn portie hondenlief- en leed weer achter de rug; de logeerhonden zijn vertrokken. Bij het afscheid moest ik denken aan de serveerster van de familie Unterwöger in het wonderschone Obertilliach in Oost Tirol. Die ons over onze net zo vrolijke als luidruchtige Italiaanse tafelgenoten influisterde dat men ze daar altijd graag ziet komen, maar net zo graag ziet gaan, ‘Der Italiener’.
Idem dito de honden. Het uitlaten, het gekwispel en het enthousiasme zal ik missen, net als het geblaf naar de postbode, de buren en de luchtballonnen, maar we zijn verlost van de haarballen, de kots en de druppels.
De achterbank van mijn auto is na een halve dag kloppen en zuigen redelijk haar- en zandvrij, de rozen en de lavendel in de tuin, favoriet dekbed van de grootste gast, beginnen zich te herstellen.
Op de hondenwachter hoef ik niet meer te letten. Die slingerde me op de bon, omdat lobbes, met zijn neus in mijn knieholte gedwee achter achter me aan slenterend, richting uitlaatterrein aan de overkant van de straat, vergeten was om de riem die hij altijd in zijn bek neemt, aan mij te overhandigen.
Daar heb ik niet over gezeurd, want ik weet dat het niet mag, de man doet gewoon zijn werk, en onze wegen hebben zich met een vriendelijk ‘houdoe’ gescheiden.
Intussen blijkt er op het Chassépark een hondenwachter rond te lopen die dames met aangelijnde kleine hondjes aanspreekt als viervoetertje een pootje optilt om een paar druppels te laten vallen.
Dame in kwestie dacht dat het om een verborgen camera ging, maar het was serieus. Wees gewaarschuwd