Nadat onze behaarde bejaarde na 22 jaar de baas in huis en tuin geweest te zijn naar de feline hemel vertrok, hebben we geen nieuwe poes uit het asiel gehaald.
Bonus in een katloos territorium: adembenemende groei van de avifauna. Iedere dag minstens 17 soorten. In ons stadstuintje fladderden en kwetterden dagelijks eksters, groenlingen, heggenmussen, houtduiven, kauwtjes, koolmezen, kraaien, lijsters, merels, huismussen, pimpelmezen, ringmussen, roodborsten, spreeuwen, tortels, vinken en zwartkopmezen.
Stukken appels en kruimels strooien, een schaal water vullen, hangvoer voor de mezen. Bezoek gegarandeerd, de hele dag door. De mezen eten nog niet uit de hand, maar ze worden steeds brutaler.
Net als Despereaux.
Onze tuinmuis, vernoemd naar het hoofdpersoontje in die fantastische muizenfilm. Onze Despereaux is net zo slim en onverschrokken. Ik heb hem ernstig toegesproken: dat één stap over de drempel van de keuken onverbiddelijk deportatie of doodvonnis voor hem én zijn familie betekent.
Dat ze in de tuin uit mogen spoken wat ze willen, dat ze het vogelvoer mee mogen eten. Gaat al jaren goed. Er is nog nooit een muis binnen geweest.
Despereaux heeft schijt aan de mussen en koolmezen. Ze drinken samen, ze eten samen. Onverschrokken, maar niet gek: Despereaux duikt onder de hortensia’s als hij een kraai of ekster ontwaart.
Despereaux gaat op zijn kontje zitten en vouwt zijn voorpoten over elkaar als ik het nog één keer uitleg: ‘Altijd buiten blijven!’.
Despereaux knikt, en neemt nog een stukje mozarella, mortadella of pizza aan.
Despereaux is niet gek.
Het leven is veel te goed zo.