Vermoedelijk heb ik geen last van jeugdtrauma’s, maar tot je dood gaat weet je dat nooit zeker. Nou, vooruit, eentje dan: ik doe iedere dag een schone onderbroek aan.
Omdat die dagelijkse slip er door mijn moeder in getimmerd is. Niet vanwege voor de hand liggende redenen zoals het voorkomen van platjes of gordelroos.
Het woord remsporen heb ik haar nooit horen gebruiken, maar het had er alles mee te maken.
Die schone onderbroek was van jongs af aan verplicht, omdat ik op een kwade dag wel eens in het ziekenhuis terecht zou kunnen komen. Vanwege een honkbal of een knal die ik voor mijn kop zou krijgen, of omdat ik van mijn fiets gereden zou worden.
Voorspelbare scenario’s die meerdere malen uitkwamen. Waarna mijn moeder, nadat de hechtingen verwijderd waren, vooral blij bleek met de door het ziekenhuis ongewassen geretourneerde onderbroek: kraakhelder.
Daar kon geen schande van gesproken worden!
Over het kroonjuweel in mijn schone onderbroek werd nooit gesproken. Gelukkig is de nieuwste folder van de cosmeticaprijsvechter niet vóór mijn puberteit gearriveerd.
Want dan had ik nu minstens twee trauma’s gehad.
Sneeuw of ijs, bevroren tenen of zonnesteek, hemel, hel of vagevuur, naar de kroeg of het sportveld, binnen- of buitenland: mijn moeder had me nooit de deur uit laten gaan zonder wat anno 2012 in de folder van De Tuinen aangeprezen wordt: een penisdeodorant!