Afgelopen weken is er heel wat afgeschreven over verdwaald paardenvlees. Maar ik kan me niet heugen de laatste jaren iets over paardendiefstal gelezen te hebben. Gaande de crisis is paard rijden, laat staan paard houden, voor veel cowboys en amazones onbetaalbaar geworden. Volop maneges zijn leeg of staan te koop, een paard is niks meer waard.
Geen crimineel die er een steelt, niemand die er een wil, niemand die er een wil eten. Dat ligt anders met schapen. De herder die elke dag zijn schaapjes telt, mist er wel eens een of twee. Om de zoveel tijd is bij het aanbreken van de dag de complete kudde verdwenen.
Niet vanwege de wol, maar omdat zelfs een bejaarde ooi die al tien keer gelammerd heeft, onbekommerd als lamsvlees aan het spit verkocht kan worden. De keurmeester van de Voedsel- en Warenautoriteit zou hooguit kunnen concluderen dat er beter een schoenzool dan een lamslapje van gemaakt had kunnen worden, maar het DNA zegt nog steeds: schaap. Intussen hebben veedieven een lucratievere soort ontdekt: alpaca.
Een hautain kijkende lama van adel, die je in je gezicht spuugt als je hem niet aanstaat. Die dieren zijn zelfs met ontsierend vooruitstekend ondergebit zo ontzettend in, dat ze met een beetje bloedlijn tienduizenden euro’s kosten, met uitschieters tot over een half miljoen. Vanwege de fijne wol, maar ik vraag me af of ze na kaal geschoren te zijn niet alsnog aan het spit of in de hachee belanden.
Dinsdagnacht verdwenen er zes uit een kinderboerderij in Overijssel. Moeders van cavia’s kammende dochters kunnen deze column na het lezen beter omgedraaid op de bodem van de kattenbak leggen. Want in Bolivia liggen de alpaca’s en de cavia’s zij aan zij bij de slager in de vitrine. Keurig gevild en gevierendeeld.
’s Lands wijs, ’s lands eer.