Voor een mooiweerfietser zoals ik, beetje bibberiger dan de bikkels die de hele winter doorgefietst hebben, lijkt het weer vanaf vandaag goed genoeg te worden om weer eelt op het zitvlak te kweken zodat ik weer deel uitmaak van een contingent verkeersdeelnemers dat de nodige irritatie opwekt bij andere weggebruikers.
Ook al rij ik meestal alleen, want ik fiets niet graag in een peloton. Het tempo ligt weliswaar hoger dan wanneer je solo koerst, maar je bent alleen maar bezig met op je voorganger letten, in plaats van op al het moois dat je passeert. Ik heb altijd een camera achterop en ik stap af als ik iets zie wat de moeite van het fotograferen waard is.
Dan maar een wat lager gemiddelde, dat overigens toch al niet om over naar huis te schrijven is. Veel maakt het ook niet uit, want de tellertjes en trackers rekenen de stops niet mee. Laatste reden van mijn pelotonhuiver is het geschreeuw en gebel tegen al wat gepasseerd of ingehaald moet worden.
Tot op zekere hoogte te billijken vanwege de wederzijdse verkeersveiligheid. Maar zelfs bij luidkeels vriendelijk en beleefd waarschuwen krijg ik altijd een beetje last van plaatsvervangende schaamte.
Als je in je eentje fietst met twee bejaarden voor je is het wat gemakkelijker om een beetje af te remmen en met een beleefd tingeltje aan te geven dat je eraan komt.
Om in het voorbijgaan nog even te groeten en vervolgens weer te demarreren. Mijn racefietsende vrienden doen het op die manier, maar ons imago wordt beschadigd door een minderheid van mislukte profs.
Die voor een paar uur de knoet van vrouwlief ontvluchten om wegen te terroriseren – fietspaden zijn ze te min. Tja, dat soort malloten fietst ook rond, maar daarom hoeft u mij en alle andere vriendelijke en beleefde fietsers niet te stigmatiseren.
Uit de weg!