Als vogelkenner ben ik een onnozele amateur, maar ik mag graag kijken naar al wat vliegt, en probeer te herkennen wat het is. Niet zo moeilijk in het geval van de wolk net zo aandoenlijke als ordinaire mussen die deze zomer op de vlucht voor god weet wat als een horde hongerige hunnen onze stadstuin veroverd heeft.
Geen idee waar ze overnachten, maar het dak van het mussenhotel met negen kamers dat ik voor de vliegende vluchtelingen gebouwd heb, wordt dagelijks hautain ondergekakt.
Aan woninginrichting zijn ze nog niet toegekomen, maar misschien wachten ze tot het kouder wordt of op de uitverkoop bij Ikea. Wat er ook vliegt of fladdert, mijn ogen worden er heen getrokken, maar ook als het dood langs de kant van de weg ligt.
Als er iets gesneuveld is, wil ik weten wat het was en of er een poot aan het karkas geringd is. Zo ontwaarde ik deze week in een berm een uit de kluiten gewassen verkeersslachtoffer, waarvan ik vermoedde dat het een buizerd was. Zeker weten durfde ik niet, omdat ik al enkele malen terecht gewezen ben door betere birdwatchers. Die me zelfs zonder verrekijker lieten weten dat het een wespen- of kiekendief was, omdat die iets anders gekleurd was of een andere vleugelslag had.
Goed, een van de indrukwekkende gele klauwen was geringd, dus het nummer via internet gemeld. Binnen twee uur de bevestiging dat het een volwassen buteo buteo, oftewel een buizerd, betrof. Negen jaar eerder als kuiken geringd, vlakbij de plaats waar hij gesneuveld was.
Deed me denken aan de ooit door mij gevonden postduif die niet meer kon of wilde vliegen. Was destijds een hoop gedoe om via tig telefoontjes de eigenaar in Friesland aan de lijn te krijgen.
De reactie was verrassend: „Draai hem zijn nek maar om. Dat beest is niks waard.”