Gisteren met weemoed een rondje gelopen door alle kamers van het lege huis waar ik de afgelopen 34 jaar, met vier tussenpozen, altijd met veel plezier gewerkt heb. Na twee keer een jaar sabbatical, een jaar detachering in Amsterdam, een jaar Etten-Leur, was het altijd thuiskomen aan Spinveld 55.
Geen idee hoe vaak ik langs het water van de Markkade, via de Lunetstraat, of via de noordelijke rondweg op en neer gereden ben van het centrum van Breda naar het Spinveld, maar volgens een conservatief rekensommetje minstens 20.000 keer. Twee keer werd mijn fiets uit de stalling gejat, een klassieke Volkswagen 411 reed ik total loss tegen een container van de firma Van Puijfelik, vol oud papier.
Tientallen nieuwe collega’s heb ik er zien komen, nog veel meer heb ik er zien gaan. Sommigen leven niet meer, anderen zie je nooit meer. Relaties zijn er aangeknoopt, opgebloeid, gesneuveld. Contracten ondertekend, bonussen uitgedeeld, ontslagen aangezegd. Er is gefeest, getafeltennist, gerookt, gezongen, gegeten en gedronken, gehuild, gescholden, gevloekt en met deuren geslagen.
Tientallen keren is er gesloopt en verbouwd. Terugkijkend zijn die 34 jaar in een zucht en een vloek voorbij gevlogen. Toen we eind 1980 van de Reigerstraat, hartje Breda, naar het Spinveld verbannen werden, tikten we onze stukkies nog op typemachines. Het gebouw is mettertijd misschien ouwe meuk geworden, maar ja, ik ben er ook iedere dag een dag ouder geworden, en ik zal het missen.
Al zal dat snel over gaan, nu ik dit afscheid hoog in ons nieuwe huis aan het Trivium in Etten-Leur zit te componeren. In een ruime en luchtige ruimte, met links, rechts, voor en achter een adembenemend uitzicht, over Etten en Leur, het Liesbos, De Rith, Princenhage en Prinsenbeek. Ik voel me er nu al thuis.