Het zegt iets over mijn leeftijd, die onvermijdelijk voortschrijdende grootheid, dat het mijn idolen waren. Een zinloze neiging tot uitstel van acceptatie: tijd, resulterend in de dood, is de grote gelijkmaker, die iedere seconde voor iedereen hetzelfde telt.
Bill Cosby en Rolf Harris waren twee van mijn jeugdidolen. De een zwart en Amerikaan, de ander blank en Australisch.
Wat ze gemeen hebben: wereldberoemd in hun eigen biotoop. Cosby in de Verenigde Staten, Harris in zijn geboorteland Australië, en in Groot Brittannië. Cosby, in het zwart-wit van de jaren zestig de helft van het het zwart-witte duo I Spy.
Harris de zwemmer, de zanger van Tie me Kangaroo Down, Mate, de onvergetelijke presentator van Animal Hospital.
De andere gemene deler: op hun oude dag zijn ze hard van hun voetstuk gevallen. Omdat ze hun hele leven, achter die oogverblindende glimlach, onder die overdonderende charme, tussen de mooie woorden en het aanstekelijke charisma, altijd hun lul achterna gelopen blijken te hebben.
Dat mogen alle mannen van mij. Dat deden de Beatles en de Stones in hun tijd ook, maar het verschil is, althans tot zo ver bekend, dat die geen 12-jarigen tegen hun zin hebben bepoteld.
Vanwege dat volgens de jury bewezen feit en gestraft door de rechter, zit Harris in Engeland nu in de bajes zijn stillevens te schilderen. Dat dreigt nu ook met Cosby in in de Verenigde Staten te gebeuren.
Al weet je in dat land nooit wat het resultaat is als de justitiële molens uitgemalen zijn.
Maar Nederland loopt in velerlei opzicht altijd een jaar of twee achter de Verenigde Staten aan.
Zodat ik me al enige tijd af zit te vragen wie van mijn vaderlandse jeugdidolen straks door de mand valt.
Pipo? Dappere Dodo of de Dikke Deur? Golden Earring(s)? Godfried Bomans? Ramses?