Eigenlijk zou iedereen die denkt ergens iets van te vinden, even naar De Correspondent moeten surfen. Daarna weet je niet meer zeker of je iets zeker weet. Of het nou over criminaliteit, seks, drank, drugs, rock-’n-roll, vluchtelingen, Russen, seriemoordenaars, IS, moslims, conservatieve katholieken of klassieke muziek gaat, De Correspondent weet er zo’n draai aan te geven dat je op je verkeerde been staat te wankelen.
Dankzij de filosofische genen in het DNA van die journalistieke start-up, die inmiddels 35.000 betalende leden heeft.
Dat succes zegt iets over de designers, de programmeurs en het zakelijk instinct van die club, waar alles werkt zoals het moet.
Schitterende lay-out, vloeiende techniek, overal even naadloos, op welk apparaat je hem ook bekijkt.
Gedragen door die techniek gaat het daar louter over waar het overal in medialand om zou moeten gaan: de inhoud, gescheiden van de waan van de dag.
Met als bonus artikelreacties zonder al te veel gekakel en geschreeuw.
Toch krijg ik tegenwoordig nogal eens het gevoel dat ze het niet té gek moeten maken.
Het gedachte-experiment mag dan het belangrijkste stuk gereedschap van de filosofie zijn, als dat in nieuws of achtergronden toegepast wordt op de Grexit of het moslimterrorisme, raak ik het spoor bijster.
Dan lees ik op het hoogtepunt van de Griekse crisis dat ik er he-le-maal niks van heb gesnapt.
Omdat de Grieken de afgelopen jaren veel harder gewerkt hebben en beter gespaard dan ieder ander Europees land.
Of zo’n pleidooi om met IS te gaan praten, als gelijkwaardige gesprekspartner.
Het deed me verlangen naar de pragmatische filosofie van Theodore Roosevelt: altijd beleefd en zacht praten, maar met een grote knuppel binnen handbereik.