Iedere morgen, als we de keukendeur open doen, arriveert met fladderend machtsvertoon en oorverdovend kabaal een familie van of tien tot vijftien kauwtjes vanaf de schoorstenen van het huis van staatssecretaris Klaas D.
Dat D. mijn diagonale achterbuurman is, daar kwam ik pas achter toen vorige week een mobiele bewakingsinstallatie voor zijn huis geplaatst werd.
Dat tegelijkertijd jongens in hesjes de kentekens van alle geparkeerde auto’s aan het noteren waren had met die beveiliging niets te maken. Dat bleek toen ik in mijn achterdocht bij de afdeling voorlichting van de gemeente Breda informeerde: het betrof een onderzoek naar de parkeerdruk.
Hoe dan ook, Klaas D. heeft tot vandaag waarschijnlijk nooit vermoed dat er illegalen in zijn schoorstenen wonen. Laat staan dat ie weet dat wij ze al jaren bijvoeden, en dat ze daardoor steeds beter integreren, zodat er een paar bijna handtam beginnen te worden.
De bijdehante patriarch van de groep noemen we Klaas D.
Tussen onze tuinvogels, bij de merels, koolmezen, mussen, duiven en kauwtjes, huppelt soms een gemankeerde mee. Meestal zie je ze maar een tijdje, want de natuur is harder dan de mens; ze redden het niet. Bij vrijwel alle diersoorten in groepen worden de zwakkeren aan hun lot over gelaten. Omdat ze predatoren aantrekken. Op zich niet zo’n probleem, want de minkukels worden als eersten gepakt.
Maar bij alle vluchtdieren is snelheid van belang en daarom worden achterblijvers aan hun lot over gelaten.
Onder alle kraaiachtigen zie je vaak halve albino’s. Met van die blonde striemen in het verenpak, net een soort van mislukte kleurspoeling.
Bij de kauwtjes van Klaas die bij ons iedere ochtend pinda’s komen eten, vliegt er een mee met een geblondeerd kapsel.
Het is de brutaalste.
Krast en schreeuwt voor tien, dus die noemen we Geertje W.