Krijnen.Com Krijnen.Com

De Karst, de renner die zeezeiler werd

In memoriam Gerben Karstens (Voorburg, 14 januari 1942 – Dongen, 8 oktober 2022)
Herpublicatie van mijn interview met De Karst, samen met Johan van Gurp, in De Beyerd in Breda, gepubliceerd op : zaterdag 4 oktober 2011. Bovenstaande foto van Johan van Gurp (links) en Gerben Karstens maakte ik in 2011 op het terras van De Beyerd, toen hij gestopt was als zeezeiler.

Gerben Karstens (1942) kon heel hard schaatsen, maar nog veel harder fietsen. In de sprint, achter een derny of alleen voorop. Gouden medaille op de Olympische Spelen, zes etappes in de Tour de France, waarvan een op de Champs-Élysées. Veertien etappes in de Ronde van Spanje, tientallen overwinningen.
Nadat hij in 1980 stopte als professional, begon Kapitein Karst te varen. In de jaren daarna voer hij meer dan 75.000 mijl over meer dan zeven zeeën. Nu heeft hij voor het laatst aangemeerd. Het zeewaardig jacht is verkocht. De landrot die zeeman werd staat weer met twee benen op de grond. Of zit weer op de fiets.

De renner Karst heeft geen idee hoeveel kilometer hij in zijn leven op een racefiets heeft afgelegd. Kapitein Karst weet exact hoeveel mijl hij gevaren heeft. Minutieus bijgehouden in zijn logboeken, die hij koestert zoals een dominee zijn bijbel. In 35 jaar meer dan 75.000 zeemijlen, bijna 140.000 kilometer. Hollandsch Diep, IJsselmeer, Noordzee, Atlantische Oceaan, Indische Oceaan, de Rode Zee, Golf van Aden, Arabische Zee, Bengaalse Baai, Golf van Thailand, Java Zee.

Gerben Karstens, de wielrenner die zeezeiler werd, pakte meer dan zeven zeeën, genoeg om zich zeerot te mogen noemen. In 1980 stapte hij af als prof, maar zijn fiets hing hij niet aan de wilgen. Die ging altijd mee, op de boot. Tot hij dit jaar aan de andere kant van de wereld voor het laatst aanmeerde.

De Winds and Tides werd verkocht aan een Australiër, met alles erop en eraan. Behalve zijn fiets. Daarop trapt hij nu, wat langzamer dan vroeger, voor zijn lol door het Brabantse en Belgische land. Gevolgd door zijn Janny op een elektrische fiets, of in het wiel van zijn zoon.
Zeebenen kreeg de Karst in zijn tweede leven. In zijn eerste leven waren het de fietsbenen die hem overal naar toe brachten. Door God gegeven kuiten en dijbenen en een motortje met bovengemiddelde inhoud.

De renner Karst heeft uit dat talent gehaald wat erin zat. Net 22 jaar oud fietste hij samen met Evert Dolman, Jan Pieterse en Bart Zoet in 1964 op de Olympische Spelen in Tokio op de 100 kilometer ploegentijdrit naar een gouden medaille. Na 47 jaar weet hij de tijd nog uit het hoofd: „109 kilometer in 2.26.31.19. En het was geen vlak parkoers.”

Het was veel sneller dan de rapste etappe die hij ooit per boot afgelegd heeft. Uit het beduimelde logboek: „De Golf van Biskaje, in 2001. Van Cameret in Bretagne tot La Coruna in Noordwest-Spanje, 335 mijl (ruim 700 kilometer) in 58 uur. Varen is ook afzien, vooral in een storm. Ik ben altijd een slechte slaper geweest aan boord en slaap inhalen op een boot, dat kan niet. Je bent altijd met zijn tweeën, zes uur op, zes uur af.”

De renner Karstens had drie bijnamen: de Notariszoon, de Karst, de Clown. De laatste vanwege de grappen en grollen die hij uithaalde als er niks meer te winnen of te verliezen was. Ooit ontsnapte hij uit het peloton met een splijtende demarrage. Om met het snot voor zijn ogen te voelen dat het zijn dag niet was. Dus schoot hij na een bocht de bosjes in, om weer achteraan aan te sluiten bij het peloton. „Ze fietsten zich vooraan helemaal de pleuris, want Karst was pleiten”, grijnst hij ruim vier decennia later. „Er waren toen geen oortjes, dus voordat ze het vooraan door hadden waren we een uur verder.”

Andere streken van de clown: een collega op zijn schouders nemen, achterstevoren op het stuur gaan zitten en hard doorfietsen. „Ik heb mijn hele leven veel kunnen lachen, het meeste in de tijd dat ik wielrenner was.”

Met een serieus smoel heel hard doorfietsen, dat kon hij ook. In de sprint, of solo.

„Dat was mijn sterkste punt. Als ik ging en ze reageerden te laat, dan was ik weg en kregen ze me nooit meer te pakken.” Zoals op de Champs Elysées op de laatste dag van de Tour van 1976. De Karst ging weg, was weg en bleef weg. Niemand kreeg hem nog te pakken.

De wielrenner die zeezeiler werd, kon ook op bevroren water aardig uit de voeten. Begin jaren zestig schaatste hij, 20 jaar oud, in de kernploeg met Rudie Libregts en wereldkampioen Henk van der Grift.
Gouden olympische medaille, winnaar van zes etappes in de Tour, erelijst om in te lijsten. Sprinter, ontsnapper, evenwichtsartiest op de tegenwoordig uitgestorven ‘assepistes’ zoals Karstens ze zelf noemt. „Met een aankomst op een wielerbaan of atletiekbaan met van dat zwarte gruis. Als je daarop tegen de vlakte ging, had je schaafwonden gevuld met steenkool. Iedereen probeerde op zo’n piste zo voorzichtig mogelijk door de bocht te gaan, terwijl de kunst was om zo hard mogelijk door te trappen. Dan bleef je overeind.”

Op 14 januari wordt De Karst zeventig, maar dat de jaren gaan tellen, dat krijgt ie niet uit zijn strot. Meer tijd voor de kleinkinderen, minder gevaar. Gevaar vooral in de Golf van Aden en de Arabische Zee. Hij had ‘eerlijk gezegd’ geen zin meer om die nog een keer over te steken. Te veel piraten, te veel verhalen over verdwenen zeilboten. Niet leuk meer.
„Engelse vrienden van ons werden in 2009 gepakt door piraten. Het laatste wat we ervan hoorden was, dat de piraten een jaar later met ze de bossen in Somalië ingevlucht zijn omdat de militie er aan kwam.”

Zijn vrouw Janny kwam hem iedere winter opzoeken. Of vrienden uit Nederland die een paar weken meevoeren. Meestal zat hij zes winterse maanden op lekker warm water, ver weg. Om de zomers in Nederland door te brengen. Honderden foto’s, van haaien, walvissen en dolfijnen, en schepen en havens in het verre oosten. „Die dolfijnen, fantastisch. Als je bleef roepen en fluiten, dan bleven ze altijd lang bij de boot.”

Moeilijke momenten ook. „Bij Sri Lanka kregen we zo veel stroming tegen dat de boot geen centimeter vooruit kwam terwijl de motor 2500 toeren draaide. Vervolgens viel de motor uit en kregen we die niet maar aan de praat. Door de stroom werden we richting Sri Lanka gevoerd, terwijl we enkele grote tankers passeerden. Angstig, maar uiteindelijk zijn we heelhuids in Sri Lanka aangekomen.” Onder de honderden foto’s die BN De Stem-fotograaf Johan van Gurp gedurende 46 jaar van hem maakte, is er een uit 1977 waarop Karstens, een arm in het gips na een valpartij, op een trekker zit. Voor een groot bord: Gerben Karstens Boomkwekerijen. De aankoop van die lap grond met kerstbomen was een investering die rendement opgeleverd heeft, maar niet op de manier die hij destijds voor ogen had. Anno 2011 is de grond nog steeds van Karstens, maar er staan al lang geen kerstbomen meer op. Aan de Statenlaan in Rijen is Golfclub Brabant Golf gevestigd, die het terrein van Karstens huurt. Hij slaat er zelf ook graag een balletje.

En nu, nu zijn eerste Hollandse winter in jaren eraan komt?

„Lekker fietsen, de veldtoertochten komen er weer aan. Meer tijd besteden aan de kleinkinderen. En aan de enige beste vriend die ik aan het wielrennen overgehouden heb, Rini Wagtmans.”

De eerste foto van Van Gurp

Het portretje Van Gerben Karstens met met de bloemen was was de eerste foto die de 17-jarige Johan in 1965 van hem maakte, met een Agfa Click, na zijn zege in de Ronde van Rijen (De Leren Zool) in 1965.
„Toen ik de volgende dag de foto van de winnaar in de krant zag, vond ik die van mij beter en besloot ik fotograaf te worden.”
Van Gurp begon in 1966 als freelancer en was van 1970 tot 2007 in dienst van De Stem en BN DeStem. Hij is nu met pensioen en bezig met een mega-klus: bijna 300.000 foto’s die hij voor de krant heeft gemaakt voor het stadsarchief na het digitaliseren voorzien van tags met namen, plaatsen en gebeurtenissen. Van Gurp maakte honderden foto’s van Gerben Karstens tijdens diens carrière.