Vandaag zag ik op een van de Bredase groepen op Facebook een foto van de Kota Radja op de Grote Markt. Die maakte bij een hoop mensen een hoop herinneringen los, allemaal warm. Aan de sfeer en het eten. Natuurlijk ben ik er ook wel eens geweest. Het was zo’n gezellige oer-Nederlandse Chinees, waar je een deukje pils kreeg als je een bestelling op kwam halen, vergezeld van de onvermijdelijke vraag, ‘of er sambal bij het eten moest’.
Maar ik moest ook meteen aan wijlen Willem Merkx denken, onze burgemeester, van 1967 tot en met 1983. Wilhelmus Johannes Louis Joseph (Willem/Wim) Merkx (Elden, 23 maart 1921 – 1 december 2002, KVP, CDA) was een aardige man, een bedaarde en vriendelijke vader van de stad. Eind jaren zeventig ook nog mijn overbuurman, toen ik aan de Ginnekenweg 268 recht tegenover de voormalige burgemeesterswoning op nummer 275 woonde. We zeiden elkaar wel eens goedendag, als het zo uitkwam, en hij had een zooi langharige zonen die op het OLV zaten.
Aan het burgemeesterschap van Merkx kleven twee smetjes. De ene is een lelijke schandvlek, de Koninginnedag van 1981, en ‘de 148’ van Breda. Toen hij 148 jonge Bredanaars preventief liet arresteren omdat hij er door de Bredase politie van overtuigd was dat die het bezoek van Bea, Claus, en hun zonen, zouden proberen te gaan verstieren.
Een aantal van de opgepakten was dat waarschijnlijk ook wel van plan, maar er zaten ook jongeren bij die gewoon Koninginnedag wilden gaan vieren. En die gearresteerd werden omdat ze er ‘verdacht’ uitzagen, met lang haar en/of een leren jack. Ik heb me altijd afgevraagd of Merkx zijn eigen langharig tuig gewaarschuwd had om op 30 april uit de buurt van de binnenstad te blijven.
Ter bewijs van de volledige willekeur: mijn eigen collega Jacques Eestermans werd zonder pardon gearresteerd. Terwijl hij als wielerverslaggever, met perskaart en kladblok aan de Claudius Prinsenlaan op de start van de Oranjeronde stond te wachten. Want, jawel, vanwege zijn toen nog weelderige krullen en zijn leren jack. Geen agent die een boodschap had aan zijn perskaart. Pas ver na middernacht werd hij met zijn mede-arrestanten, waaronder ook Marcel Rensen, vrijgelaten.
Goed, over die dag, over de schande van de 148, is veel geschreven, en ik heb er ook wel eens een verhaal aan besteed. Bijvoorbeeld: Dwarsdenkers en Oproerkraaiers, en De 148 van Breda.
Dat andere smetje op de loopbaan van Willem, daar kon hij helemaal niks aan doen. Maar ik kan me voorstellen dat hij een dag na de heropening van de Kota Radja een paar keer flink gevloekt heeft en een paar diensthoofden opgetrommeld heeft aan de Grote Markt.
In kort bestek: op vrijdag 21 februari 1975 werd de Kota Radja door een uitslaande brand volledig verwoest. Gelukkig zonder verlies van levens, in tegenstelling tot de noodlottige brand in ‘t Zuid, acht jaar eerder, drie deuren verder. Eigenaar Heshusius, die er in eerste instantie in geslaagd was om het pand te ontvluchten, draaide weer om toen hij hoorde dat zijn dochtertje nog binnen was, en kwam samen met haar om het leven.
Dat pand, dat van Grote Markt tot Eindstraat was gelegen, was nog steeds niet herbouwd in 1975, het trauma nog levend. Het gapende zwarte gat nog steeds verborgen achter een houten schutting toen de Kota Radja in de hens ging.
De Kota Radja werd opmerkelijk snel herbouwd, misschien wel iets te snel, gezien de verdere loop der gebeurtenissen. Toen voor de bouw van de panden op de plaats van ‘t Zuid op 13 december 1977 door wethouder Hans van Dun de eerste paal geslagen werd, was de Kota Radja alweer anderhalf jaar officieel geopend.
Door Willem Merkx, die op dinsdag 16 maart 1976 samen met de familie Miao een paar officiële handelingen met Chinese symbolen verrichte, een glas champagne dronk, en ik denk ook iet te happen aannam, met of zonder sambal.
Eind goed al goed, zou men denken, tot bouw- en woningtoezicht, de brandweer en nog wat ambtenaren de volgde dag bij een bezoek aan het pand brachten. En constateerden dat er van alles niet klopte aan de voorwaarden van bouwvergunning, bouwverordening, hinderwet en brandpreventie.
Dat was dus om te beginnen totaal onbegrijpelijk aan de gang van zaken: het moment. Waarom kon die tent überhaupt geopend worden zonder dat die controles plaatsgevonden hadden? En waarom wist de burgemeester daar helemaal niets van? Die was daar natuurlijk nooit heen gegaan als hij er ook maar het flauwste vermoeden van gehad zou hebben. Maar, lees nog even door, het wordt nóg gekker.
Ik heb me altijd afgevraagd wat er die dag op het Stadhuis gevloekt, gescholden, vergaderd, en uiteindelijke bekokstoofd is. Dat gezien zowel de opmerkelijk feiten vóór de opening, maar ook het vervolg. Want na alle heisa van woensdag 17 maart schreef een van mijn collega’s in Dagblad De Stem een dag later dat de Kota Radja toch weer open mocht.
Onder de kop: ‘Kota Radja: soep niet zo heet gegeten’. Misschien had de eigenaar beloofd tot nader order de sambal achterwege te laten. Maar, hoe dan ook: ‘Het Indische-Chinees restaurant Kota Radja aan de Grote Markt te Breda dat dinsdag heropend is, mag voorlopig open blijven hoewel aan een aantal voorwaarden nog niet is voldaan’.
Vreemd, op zijn zachtst gezegd. In de notulen is er verder nauwelijks iets over te vinden. Wel wat vragen en antwoorden van voorjaar 1975, maar die gingen over de oorzaken van de brand, en het voorkomen ervan. Ook vreemd: niets over die feestelijke heropening, de domper van een dag later, en de wat minder feestelijke her-heropening, weer een dag later.
Overigens is er aan de Grote Markt, en omgeving, net zoals natuurlijk in alle oude binnensteden in Nederland, wel vaker iets afgebrand. We hadden natuurlijk grote stadsbrand van 1534, in de twintigste eeuw denk ik aan de V & D (1963), ‘t Zuid (1967), de Kota Radja (1975), The Paddock (1981, en 1988 én in 1991, samen met de Pierrot), Gauchos (1990), Alfonso’s (1992) SamSam (1997), en deze eeuw De Drie Gezusters (2003) en Kapsalon Rija (2006).
Met één herinnering waarbij ik steeds hard in de lach schiet als ik er aan denk: de brand bij SamSam. Op dat moment, ver na middernacht, vrijdag 2 op zaterdag 3 mei 1997, een soort van vuurspuwende bulderende vulkaan. Rennende brandweermannen, sirenes, zwaailichten, knetterende vonken, zwarte rook, sissend stoom en kokend water.
En verslaggever Ad Romijn, die namens Baronie TV de commandant van dienst een microfoon onder zijn neus duwt, en de beroete man de vraag der vragen stelt: ‘Wat is hier aan de hand?’
Heerlijk! 🙂
| Facebook: /Léon Krijnen | Facebook: /Oud Breda | Facebook: /Breda | Foto’s: Stadsarchief Breda |